De mensen die er wel eens zijn geweest kennen "El Condor Pasa" en weten dat het land mooi is en dat er wel degelijk een westers geörienteerde mentaliteit is (kapitalisme/katholisisme), dat er veel indiaanen leven die voor het grootste gedeelte Quicha spreken (een taal afkomstig van de Inka´s) en dat er ook een veel armoede is. Ecuador, met Bolivia en Peru één van de weinige landen in Zuid-Amerika waar indianen nog doorgaan voor de meerderheid.
Ruim 40% is indiaans waarvan verreweg het meerendeel afstammelingen zijn van de Inca´s en nog altijd dezelfde taal, Quicha, spreken. "Pitatankanki" bevoorbeeld betekent "Wie ben jij?". 2% is zwart, 2% blank en de rest is een mix van het een en ander. Maar net als in de rest van de Zuid- en Midden- en Noord-Amerikaanse landen heben de indiaanen het het moeilijkst.
Behalve in Otavalo en Cotacachi en omgeving. Historisch gezien hadden zij altijd al een handelsgeest gehad, ontwikkeld door de geliefde handarbeid en textiel die zij produceren. Daarbij komt ook kijken dat Otavalo en omgeving, in de provincie Imbabura, een klein paradijs is: enorm vruchtbaar vanwege de aanwezigheid van twee vulkanen Cotacachi en Imbabura (helaas geen foto´s), het vele water (het regent nu al meer dan twee weken af en aan) en de sterke zon.
Imbabura is de man en is kleiner dan zijn geliefde Cotacachi. En als ze allebei besneeuwde toppen hebben, wil de legende dat hun liefde voorelkaar het heftigst is. Hoe heftig zou hun liefde zijn als ze allebei tergelijkertijd uit zouden barsten. Misschien zijn ze dan wel juist heel erg boos op elkaar. De legende heeft daar geen verhalen over omdat dit nog nooit heeft plaats gevonden in tijden van mensen en legenden.